Ontslag bij slapend dienstverband

Geschreven door: D. Deijle
Geplaatst op www.ojau.nl, 10 februari 2019

Onlangs ontving OJAU een vraag van een werknemer die al langer dan twee jaar ziek is: "Ik heb een slapend dienstverband maar ik wil daar vanaf. Kan ik mijn werkgever hier succesvol om verzoeken?"

Dit is een interessante vraag. Het antwoord luidt: "Ja, dat kan."

Op 8 november 2019 heeft de Hoge Raad namelijk antwoord gegeven op prejudiciële vragen die in cassatie waren gesteld over het 'slapend dienstverband'. Het gaat om een dienstverband dat een werkgever na twee jaar arbeidsongeschiktheid van een werknemer niet heeft opgezegd, hoewel hij daartoe wel bevoegd is, en waarbij hij de werknemer geen loon meer betaalt. Doordat de arbeidsovereenkomst niet is beëindigd, is de werkgever geen transitievergoeding verschuldigd. Op 13 april 2019 heeft OJAU ook een blogartikel over het slapend dienstverband gepubliceerd, waarin het ging om een uitspraak van de rechtbank. Deze prejudiciële beslissing van de Hoge Raad is waardevol voor die zieke werknemers die van hun slapende dienstverband af willen.

In cassatie

In deze procedure was de vraag aan de orde of een werkgever op grond van goed werkgeverschap (art. 7:611 Burgerlijk Wetboek (BW)) gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer om een ‘slapend dienstverband’ te beëindigen, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer.

De Hoge Raad heeft deze vraag bevestigend beantwoord. Als is voldaan aan de vereisten van art. 7:669 lid 1 en lid 3, aanhef en onder b, BW voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid, geldt als uitgangspunt dat een werkgever op grond van goed werkgeverschap in de zin van art. 7:611 BW, gehouden is in te stemmen met een voorstel van de werknemer tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden, onder toekenning van een vergoeding aan de werknemer ter hoogte van de wettelijke transitievergoeding. Op dit uitgangspunt kan een uitzondering worden aanvaard als de werkgever - op grond van door de werkgever te stellen en zo nodig te bewijzen omstandigheden - een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst. Zo’n belang kan bijvoorbeeld gelegen zijn in reële re-integratiemogelijkheden voor de werknemer binnen een bepaalde periode. Zo'n uitzondering kan echter niet als het belang gelegen is in de omstandigheid dat de werknemer op het moment van dat hij zijn beëindigingsvoorstel doet, de pensioengerechtigde leeftijd bijna heeft bereikt.

Financiële problemen werkgever

De Wet compensatie transitievergoeding treedt in werking op 1 april 2020. Een aanspraak op compensatie is mogelijk voor arbeidsovereenkomsten die op of na 1 juli 2015 zijn geëindigd. De werkgever moet de vergoeding voor de werknemer voorfinancieren totdat de Wet compensatie transitievergoeding in werking is getreden. Als de werkgever aannemelijk maakt dat die voorfinanciering leidt tot ernstige financiële problemen, kan de rechter beslissen dat betaling aan de werknemer in termijnen plaatsvindt of wordt opgeschort tot na 1 april 2020. Vanaf 1 april 2020 geldt echter ingevolge artikel  2 Regeling compensatie transitievergoeding, dat voor een aanvraag op grond van de Wet compensatie transitievergoeding vereist is dat de volledige vergoeding aan de werknemer is voldaan, hetgeen de werkgever verplicht tot voorfinanciering.

Lees hier de volledige uitspraak.

Ga naar verzamelpagina