De waarde van een gegrond bezwaarschrift

De onzekerheid - Hulp komt vaak te laat - Nazorg is noodzakelijk

Geschreven door: D. Deijle
Geplaatst op www.ojau.nl, 9 mei 2018

In twee bezwaarprocedures inzake de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) waarin ik de juridische belangen behartig voor de cliënten, is eindelijk beslist op de ingediende bezwaren. Overigens in één bezwaarprocedure met een tussenbeslissing. De bezwaren omtrent de eerder afgewezen voorzieningen en aanpassingen zijn "gegrond" verklaard.

Blij met de uitslag? Dat moeten we nog maar zien.

In twee van mijn Wmo-zaken was het kommer en kwel. In de ene zaak hadden de woonaanpassingen en voorzieningen en in de andere zaak de uitbreiding van de thuisondersteuning veel eerder moeten komen. Juist nadat mijn cliënten allerlei operaties hadden ondergaan konden zij extra hulp of aanpassingen goed gebruiken. Altijd lastig met (maatwerk) voorzieningen die namelijk niet met terugwerkende kracht kunnen worden toegekend. Verder is een juridische procedure mentaal zwaar. Meestal moeten ook nieuwe (medische en/of bouwtechnische) adviezen worden uitgebracht en in Wmo-zaken komen er dan vaak allerlei mensen thuis over de vloer om objectieve beoordelingen uit te voeren. Hulpbehoevende personen hebben echter wel iets anders aan hun hoofd dan een juridische strijd met de gemeente. Het duurt doorgaans allemaal veel te lang voordat een beslissing op bezwaar wordt genomen.

Woonaanpassing

Bij zelfstandig wonen moet worden tegemoetgekomen aan de daadwerkelijke behoefte aan ondersteuning van mensen met een beperking. Ik heb namens een cliënte een lange strijd gevoerd voor de nodige voorzieningen en aanpassingen voor in de woning. Een strijd waar cliënte zelf al heel lang mee bezig is geweest in de aanvraagprocedure. In de onlangs ontvangen tussenbeslissing acht de gemeente de aangevoerde bezwaren gegrond. Er zullen alvast woonaanpassingen worden verricht en voorzieningen worden geboden. Voor de cliënte komt dit niet echt over als geweldig nieuws. Het had allemaal al lang moeten gebeuren.

Mijn cliënte heeft in de laatste jaren verschillende zware operaties moeten ondergaan. Zij heeft bij de gemeente tot in de lengte van dagen moeten aantonen hoe zij werkelijk moet 'overleven' in haar eigen woning. Een woning die na haar ongeluk zelfs door de gemeente is toegekend, omdat het een geschikte woning zou zijn. Maar dat bleek toch niet het geval, met als gevolg dat zij zich nimmer goed heeft kunnen voortbewegen (in de rolstoel of hinkend) waardoor andere gewrichten ook overbelast zijn geraakt. Onlangs is besloten dat haar onderbeen toch moet worden geamputeerd. Nu pas wordt door de gemeente de ernst van de situatie ervan ingezien. Rijkelijk laat, de situatie is zelfs verergerd en ook is de strijd nog lang niet voorbij. Mijn cliënte zal binnenkort moeten revalideren en heeft juist vooral nu die gewenste aanpassingen en voorzieningen nodig. Mijn cliënte kan dus niet echt opgelucht ademhalen. De immateriële schade kan niet worden hersteld en haar staat nog een onzekere periode te wachten. Het is ook nog afwachten op de eindbeslissing over de overige gevraagde aanpassingen aan de woning, en daar moeten nog allerlei onderzoeken voor worden verricht. Het duurt en het duurt maar, terwijl mijn cliënte juist tijd en ruimte moet hebben om te revalideren en zij zal moeten leren om met één been te leven. Wellicht kan dat dus niet eens in haar eigen woning omdat de aanpassingen moeten worden verricht en dit niet onverwijld kan worden geregeld, omdat ook derden ingeschakeld moeten worden.

Onvoorstelbaar hoe iemand in zo'n schrijnende situatie terecht kan komen door traagheid van de gemeente in Wmo-procedures, zo ook in deze, terwijl een adequate maatwerkoplossing juist nu zo hard nodig is. Hoe dan ook, belangrijk is om er dus op toe te zien dat aan de voorzieningen en aanpassingen die zijn of nog worden toegekend, zo snel mogelijk uitvoering wordt gegeven om meer (immateriële) schade te voorkomen.

Hulp in de huishouding

Namens een andere cliënte maakte ik bezwaar tegen het feit dat de gemeente de huishoudelijke ondersteuning niet meer indiceert in uren maar in taken. De gemeente is van mening dat deze manier van indiceren meer recht doet aan de individuele situatie van de burger. De gemeente gaat namelijk niet meer bepalen hoeveel uren hulp mijn cliënte nodig heeft maar er wordt vooral gekeken naar wát er moet worden gedaan, en of dat op de juiste manier gebeurt. De tijd die de thuishulp daarvoor nodig heeft, is dan minder belangrijk. In overleg met een Wmo-consulent wordt dan bepaald hoe vaak de ondersteuning voor een bepaalde taak nodig is, bijvoorbeeld één keer per week. De gemeente is van mening dat het met het benoemen van de frequentie waarmee die taken uitgevoerd moeten worden, ook een “concrete hoeveelheid” zorg aangeeft. Echter, niet duidelijk is hoe lang een bepaalde taak dan per keer wordt uitgevoerd. Als niet is gespecifieerd in hoeveel tijd een taak wordt uitgevoerd, weet mijn cliënte ook niet wat zij mag verwachten. Een zorgaanbieder, zoals een thuiszorgorganisatie, indiceert en factureert wel gewoon in uren omdat een Alfahulp bijvoorbeeld moet weten hoeveel tijd gemoeid is voor een bepaalde taak.

Gemeenten zijn op grond van de Wmo 2015 verantwoordelijk voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen. Op de vraag of huishoudelijke verzorging een prestatie is die onder de Wmo 2015 valt, heeft de Centrale Raad van Beroep bevestigend beantwoord. De wetsgeschiedenis bevat geen enkel aanknopingspunt dat de wetgever op dit punt heeft willen breken met de Wmo en evenmin dat het voeren van een gestructureerd huishouden als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo 2015 niet mede de zorg voor het schoon en op orde houden van het huishouden zou omvatten, alsook de zorg voor het kunnen beschikken over schone was. De CRvB stelt dus dat er geen enkel aanknopingspunt bestaat om aan te nemen dat huishoudelijke hulp niet langer onderdeel is van de Wmo. Dit betekent dat elke gemeente die de huishoudelijke hulp (hh1 of hh2 of beiden) heeft afgeschaft, of enkel doorverwijst naar de particuliere markt, in strijd met de wet handelt. In feite is dit wat de gemeente waarin mijn cliënte woont, dus heeft gedaan in 2017. In hun brief “Huishoudelijke hulp wordt thuisondersteuning” verwijst de gemeente namelijk naar thuiszorgorganisaties (particuliere markt).

Verder blijkt uit onder andere de uitspraken van de CRvB, 18 mei 2016:ECLI:NL:CRVB:2016:1402 en ECLI:NL:CRVB:2016:1403, dat concreet moet zijn welke activiteiten moeten worden verricht om een bepaald resultaat te bereiken, hoeveel tijd daarvoor nodig is en met welke frequentie deze activiteiten moeten worden verricht. Dit criterium geldt ook onder de Wmo 2015. Resultaatgericht indiceren is niet toegestaan zolang niet óók de taak, tijd als frequentie wordt genoemd, omdat hiermee de ondersteuning die mijn cliënte nodig heeft, niet voldoende concreet is.

De enige juiste en veilige manier van indiceren lijkt het indiceren in uren, aan de hand van het CIZ-protocol. Als niet is geïndiceerd met dit protocol, dient de gemeente aan te tonen waarom de toegekende ondersteuning voldoende is. Dit moet aan de hand van “objectief onderzoek” naar de tijd die nodig is voor ondersteuning bij het schoonmaken.

De gemeente had verzuimd te motiveren waarom de frequentie in thuisondersteuning conform de vastgestelde activiteitenlijst, die mijn cliënte vanaf 17 juli 2017 krijgt, voldoende is en hoe die bepaalde “frequentie” moet worden ingevuld. De enkele verwijzing naar het nieuwe beleid van de gemeente voldoet niet aan een deugdelijke motivatie. Voorts mag de gemeente ingevolge de Verordening maatschappelijke ondersteuning van de betreffende gemeente, met daarin de criteria voor een maatwerkvoorziening, niet uit het oog verliezen dat als het gaat om maatwerkvoorzieningen, niet kan worden volstaan met standaardoplossingen. Maatwerkoplossingen kunnen divers van aard zijn, zoals de CRvB in zijn uitspraak van ECLI:NL:CRVB:2016:1403 heeft verwoord. Er bestaat dus niet één oplossing. De gemeente had rekening moeten houden met de redelijke wensen van mijn cliënte, alsmede alle feiten en omstandigheden van het geval, en als dit niet mogelijk is, dit deugdelijk te motiveren.

Bezwaar deels gegrond, maar…

Bij beslissing op bezwaar van 26 april 2018 is het bezwaar van mijn cliënte deels gegrond verklaard. Het bezwaar gericht tegen de wijze van indiceren (het nieuwe beleid zelf) is ongegrond omdat die voldoende concreetheid biedt om zonder uren bepaling tot het gewenste resultaat te komen, aldus de commissie voor de bezwaarschriften. Voor in de specifieke situatie van mijn cliënte vond de commissie het echter wel van belang dat het concreet moet zijn wat de te behalen resultaten zijn. De standaardoplossing was niet voldoende. De beschreven takenlijst met de aangegeven frequentie in het geval van mijn cliënte, is in de bezwaarprocedure herzien en is volgens de gemeente nu voldoende om haar te compenseren. Het bezwaar is dus gegrond voor wat betreft het verzoek om uitbreiding aan ondersteuning. De frequentie van de ondersteuning op bepaalde huishoudelijke taken, is verhoogd. Maatwerk is geboden, aldus de gemeente.

Is dit zo? Op zich is de achterliggende gedachte van het nieuwe beleid en de nieuwe wijze van indiceren in taken niet eens zo onlogisch. Als voorbeeld; er wordt nu gekeken hoe vaak het opvouwen van de was gedaan moet worden bij iemand. Dit is uiteraard afhankelijk van het aantal wasbeurten per week. Of de hele was nou in 10 minuten of in 30 minuten wordt weggewerkt maakt in feite niet uit, als het maar gedaan wordt in de frequentie die nodig is voor het gewenste resultaat.

Het probleem ligt echter hierin. De uitvoering van deze maatwerkvoorziening hangt in vergaande mate samen met de bedrijfsvoering van de zorgaanbieder. Gelet op de indicatie in resultaten en de op de gemeente rustende resultaatsverplichting, ligt het op de weg van de gemeente om ook de controle op de uitvoering van de werkzaamheden, op een afdoende manier te borgen. Dus hier moet nog weer overleg worden gepleegd met de zorgaanbieder. Het moet niet zo zijn dat de zorgaanbieder uiteindelijk toch niet de zorg verleent, bijvoorbeeld door gebrek aan personeel. Als de taak niet uitvoerbaar is in de verhoogde frequentie die nu aan mijn cliënte is toegekend door de gemeente, wordt het resultaat alsnog niet bereikt. De gegrondheid van het bezwaar, en daarmee de toegekende maatwerkoplossing gericht op wat mijn hulpbehoevende cliënte nodig heeft, wordt dan volledig teniet gedaan. En dan is dit nieuwe beleid wel in strijd met de wet. Kortom, dan moet wellicht de stap naar de rechter evengoed nog worden gemaakt.

De effectuering van de beslissing op bezwaar

Niet alleen in deze geschetste juridische procedures maar ook in zaken omtrent arbeidsongeschiktheid en ziekte laat een voortvarende effectuering van gegronde de beslissing op bezwaar door de uitkeringsinstantie, vaak te wensen over. Er ontstaan regelmatig problemen vanwege de traagheid waarmee uitvoering wordt gegeven aan hetgeen is beslist. Vaak moet er nog van alles worden uitgezocht of actie worden ondernomen. Ondertussen blijft een burger nog een periode in onzekerheid verkeren.

Zo ook in een bezwaarschrift inzake een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) waarin het bezwaar gegrond was verklaard. De persoon voor wie ik de juridische belangen behartig, blijft dus recht houden op een ZW-uitkering met als gevolg dat de wachttijd voor de uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), ook werd vol gemaakt. De afdeling die beoordeelt of iemand arbeidsongeschikt is, zou met mijn cliënte contact opnemen om de beoordelingsprocedure in gang te zetten en voor een oproep bij de verzekeringsarts. Zo is dat ook mondeling aan mij verteld toen ik hierover "extra" navraag ging doen. De WIA-aanvraag had mijn cliënte namelijk al eerder gedaan maar de ten onrechte beëindiging van de ZW-uitkering blokkeerde de weg voor een inhoudelijke WIA-beoordeling. Tegen de beslissing met daarin de ten onrechte beëindiging van de WIA-wachttijd, had ik namens mijn cliënte ook bezwaar gemaakt. Die beslissing over de beëindiging van de WIA-wachttijd is in ingetrokken. De aanvraag voor de WIA-beoordeling is dus weer heropend of loopt gewoon door, zou je denken. Niet dus. Mijn cliënte werd vanuit de uitkeringsinstantie bestookt met automatisch gegenereerde berichten over dat zij een WIA-uitkering moest aanvragen.  Toen ik wederom navraag deed over hoe het nu zit met de WIA-beoordeling, meldde de uitkeringsinstantie dat mijn cliënte toch opnieuw een WIA-uitkering moest aanvragen. Daar moest ik natuurlijk wel even flink over discussiëren. En nee, daar heb ik ook nog niet het laatste woord over gesproken. Hoe dan ook, toen mijn cliënte toch een online aanvraag wilde indienen, kon dat niet meer. Dit omdat de aanvraag in uiterlijk de 93e week van haar ziekte had moeten worden gedaan. Echter, zij had die WIA-aanvraag al gedaan en daarna liep juist een bezwaarschriftprocedure. Wie begrijpt het nog?

Waar het dus op neerkomt, pro activiteit is geboden zodat het proces na de juridische procedure in goede banen wordt geleid. Na een gegrond bezwaarschrift gaat het helaas allemaal niet vanzelf. Vandaar dat OJAU ook nazorg biedt en het proces na de juridische procedure blijft bewaken. Het is jammer dat de hulpbehoevende of de persoon die ziek is en het al niet makkelijk heeft, in dat opzicht voorlopig nog niet opgelucht kan ademhalen. Maar de strijd opgeven, is ook geen optie.

Terug naar Blog