Een effectieve aanpak is dringend nodig

Geschreven door: Dewi Deijle
Geplaatst op www.ojau.nl, 26 september 2022

Al een hele lange tijd heersen er zorgen over hardvochtigheden in het WIA-stelsel. Daarbij is de WIA-instroom hoog en zijn er te weinig verzekeringsartsen. Als gevolg hiervan zitten veel mensen onaanvaardbaar lang in onzekerheid over hun inkomen. Er moet zeker snel iets gebeuren. Daarom neemt Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) dit najaar enkele tijdelijke buitenwettelijke maatregelen om werknemers die twee jaar ziek zijn op hun werk, sneller duidelijkheid te geven over hun WIA-aanvraag. Eén daarvan is 60-plussers die de WIA-wachttijd hebben doorlopen tijdelijk een vereenvoudigde WIA-beoordeling aan te bieden, waarbij niet altijd een verzekeringsarts betrokken hoeft te zijn. Zo krijgen zij sneller zekerheid. Echter, een noodgreep waarmee slechts een bepaalde leeftijdsgroep wordt begunstigd, is mijns inziens niet bepaald fair te noemen. WIA-aanvragers in andere leeftijdsgroepen die net zo graag sneller zekerheid willen, die moeten blijkbaar maar even wachten. Dat hiermee capaciteit wordt bespaard die kan worden ingezet op het tijdig beoordelen van mensen onder de leeftijdsgrens, zie ik ook niet meteen voor me. Aangezien het effect van de maatregel berekend is op slechts 5,5%.

Ongelijke behandeling voor een groep mensen

Volgens een artikel in Trouw, d.d. 19 augustus 2022, is deze beslissing “ongetwijfeld mede ingegeven door het gegeven dat 60-plussers die al twee jaar ziek zijn, toch blijken te kunnen werken, maar zelden nog aan de bak komen. Werkgevers zijn zeer huiverig om oudere werknemers in dienst te nemen”.

Niet echt een goede reden, vind ik. Het riekt, zo op het eerste gezicht, naar willekeur en zorgt het voor een ongelijke behandeling voor een andere groep personen. Een veel grotere groep WIA-aanvragers, dus niet alleen die van 60-plus, hebben moeite om een passende baan te vinden. Werkgevers zijn er huiverig voor om arbeidsbeperkten aan te nemen, ondanks loonkostenvoordelen waar ze eventueel aanspraak op kunnen maken. Uit de "UWV Monitor Arbeidsparticipatie Arbeidsbeperkten" (2020) blijkt dat arbeidsbeperkten duidelijk minder aan het werk zijn dan de totale Nederlandse bevolking, maar ook minder dan laagopgeleiden en mensen met een niet-westerse migratieachtergrond. Het is complex probleem waar niet zo simpel een snelle oplossing voor te vinden is. Maar het bekorten van wachtlijsten, daar zou naar mijn mening wel op korte termijn aandacht aan gegeven kunnen worden zodat aan een grotere groep WIA-aanvragers sneller zekerheid geboden kan worden. Zelfs als dit betekent dat zij géén recht hebben op een WIA-uitkering, maar dan hebben ze in ieder geval die zekerheid en kunnen ze onderzoeken of ze andere maatregelen moeten nemen om hun hoofd boven water te houden.

Ik zie geen gerechtvaardigde reden om alleen specifiek voor een bepaalde leeftijdsgroep deze buitenwettelijke noodgreep in het leven te roepen, puur om achterstanden in te halen. Volgens de stukken van de minister van SZW, is het onderscheid naar leeftijd wel gerechtvaardigd (Nota 3 overleg WIA/Sociaal medisch beoordelen, 24 mei 2022). Naar de burger toe, zijn de argumenten hiervoor echter niet erg transparant.

Gebruik inzichten van specialisten en behandeltherapeuten

Een meer adequate en effectieve oplossing zou zijn, en die al direct kan worden toegepast zonder buiten de wet te treden, is dat er meer gewicht wordt toegekend aan reeds aanwezige rapportages van (medisch) specialisten en behandeltherapeuten. Hieruit is vaak al genoeg relevante informatie te halen waarmee klachten van de WIA-aanvrager afdoende kunnen worden geobjectiveerd. Een verzekeringsarts kan die voor zijn beoordeling meer in ogenschouw nemen, in plaats van strikt vasthouden aan allerlei protocollen en referentiekaders, die in veel gevallen veraf staan van ‘de dagelijkse werkelijkheid’ waar de WIA-aanvrager ongewild in is komen te verkeren. Zo is een bedrijfsarts doorgaans goed op de hoogte van de medische situatie en behandelgeschiedenis van de WIA-aanvrager en diens reële belastbaarheid. Het is een WIA-aanvrager dan niet uit te leggen dat als de bedrijfsarts bij het naderende einde van de WIA-wachttijd concludeert (dus na bijna twee jaar ziekte op het werk en alle re-integratie inspanningen) dat een minimale opbouw van arbeidsuren voor hem of haar niet haalbaar is gebleken, vervolgens bij de WIA-beoordeling ineens wordt geacht (bijna) voltijds te kunnen werken. Verder wordt te snel voorbijgegaan aan bevindingen van een psychiater, psycholoog, cardioloog, ergo- of revalidatietherapeut of zelfs andere verzekeringsartsen. Niet erg efficiënt, maar ook niet redelijk.

Langer in onzekerheid door langslepende procedures

In een bezwaarprocedure, die ook de nodige tijd in beslag neemt, zal de WIA-aanvrager willen bewijzen meer beperkt te zijn in arbeid dan de verzekeringsarts heeft aangenomen. Er komt dan een andere verzekeringsarts aan te pas die het eerdere belastbaarheidsoordeel volledig zal gaan heroverwegen. Het gebeurt regelmatig dat dan alsnog, mede op basis van nieuw dossieronderzoek, als ook door interpretatieverschillen tussen de verzekeringsartsen, meer beperkingen worden aangenomen. Als dat niet het geval is, dan kan de WIA-aanvrager de stap naar de bestuursrechter maken. In de (hoger) beroepsprocedure wordt dan ook weer een verzekeringsarts betrokken. En als de (hoogste) bestuursrechter vindt dat de WIA-beoordeling (gedeeltelijk) overnieuw moet, gaat er weer een andere verzekeringsarts met het dossier aan de slag. De verzekeringsartsen hebben het al zo druk en ze zijn met te weinig, maar met (onnodige) langslepende bezwaar- en beroepsprocedures wordt de instroom en werkdruk er zeker niet minder op. Nog belangrijker is dat deze hele mallemolen totaal niet bevorderlijk is voor de gemoedstoestand en het welzijn van de WIA-aanvragers zelf. Zij belanden, terwijl ze al dagelijks hebben te lijden onder hun klachten, in een nog langere onzekere periode. De impact hiervan op hun dagelijks leven, is groot.

Voorkom negatieve neveneffecten

Na twee jaar stopt de loondoorbetalingsplicht van de werkgever. Weliswaar kunnen WIA-aanvragers (meestal) een voorschot WIA-uitkering uitgekeerd krijgen, maar dan is het nog niet zeker of er uiteindelijke daadwerkelijk recht op WIA-uitkering bestaat of dat ze het bedrag later alsnog (gedeeltelijk) moeten terugbetalen. Daarbij kan een bezwaar- en beroepsprocedure er onder andere voor zorgen dat de WIA-aanvrager helemaal zonder inkomen komt te zitten, omdat er dan ook geen voorschot meer wordt uitbetaald. Zo maak ik mee dat een bezwaar- en (hoger)beroepszaak bij elkaar wel dik anderhalf jaar (of zelfs langer) kan duren. Ook bij de rechtbanken en Centrale Raad van Beroep (hoogste rechter in het bestuursrecht voor het socialezekerheidsrecht) is het druk. Dit is deels te wijten aan de hoge instroom van beroepschriften voor het recht op een WIA-uitkering. Ik heb cliënten bijgestaan die echt niet meer wisten hoe ze het allemaal moesten bolwerken, terwijl ze ook nog midden in een acceptatieproces verkeren, aangezien ze worden geconfronteerd met het feit dat ze niet meer hun werk kunnen uitvoeren. Zij hebben er niet voor gekozen om met een ziekte of aandoening te moeten leven. De meeste arbeidsbeperkten willen écht wel werken, maar vanwege hun medische of psychische klachten is dat (nog) niet mogelijk. Procedures geven nog meer stress, en dat is niet bevorderlijk voor het herstel van degene die de WIA-uitkering aanvraagt. Geef ze meer tijd om te herstellen. Ik zie met regelmaat dat personen uiteindelijk toch weer uitvallen vanuit hun nieuwe werk (als ze dat al hebben gevonden) of vanuit de WW in de Ziektewet terechtkomen, en via die weg weer opnieuw in WIA-aanvraagmolen terechtkomen.

Snellere oplossing voor het grijpen

Er zijn al verzekeringsartsen die bevindingen van andere (medisch) specialisten betrekken in hun overweging. Ik zie dat vooral in de bezwaarprocedure gebeuren. Wat mij betreft kunnen die dus al in de aanvraagprocedure worden betrokken. Met deze maatregel wordt ook niet buiten de wet getreden. In een herkeuring, bijvoorbeeld na anderhalf of twee jaar, kan dan opnieuw worden bekeken of de belastbaarheid van de WIA-uitkeringsgerechtigde is vergroot. Voor een WIA-gerechtigde met een gedeeltelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering (omdat de kans op herstel nog aanwezig is) kan een verzekeringsarts ook nu al bepalen dat na een bepaalde periode een herkeuring zal plaatsvinden. Ook geldt dat bij de overgang van de Loongerelateerde uitkering (LGU) naar een Loonaanvullingsuitkering (LAU) of Vervolguitkering (VVU) kan worden bekeken of de WIA-gerechtigde weer (of meer) kan werken. Sowieso geldt er een informatieplicht voor de WIA-gerechtigde: als het inderdaad beter gaat met diens gezondheid, moet hij of zij dat bij het UWV melden. De verzekeringsarts kan bij het moment van herkeuring dan bekijken of er ten opzichte van de eerste WIA-beoordeling herstel is opgetreden waarbij de belastbaarheid van de WIA-gerechtigde is vergroot. Het arbeidsongeschiktheidspercentage kan dan altijd nog worden bijgesteld (uiteraard geldt ook als blijkt dat de belastbaarheid nog lager is geworden). In ieder geval wordt bij de WIA-aanvraagprocedure meer tijd gewonnen, zodat de WIA-aanvrager niet (al te lang) in onzekerheid hoeft te verkeren over de vraag of hij of zij überhaupt recht heeft op een WIA-uitkering.

Misschien te makkelijk gedacht? Want het huidige WIA-stelsel staat momenteel het zoveel mogelijk aansluiten bij inzichten van andere (medisch) specialisten in de weg. Toch is het, naar mijn mening, voor de aanpak van al die hardheden in de WIA een omslag hierin zeer wenselijk, en ook menselijk.

Notitie: Op 4 oktober 2022 heb ik bij het ministerie van SZW een klacht ingediend tegen deze maatregel, meer vanwege het feit dat een grote groep mensen hiermee worden achtergesteld. Helaas heb ik daar weliswaar een antwoord op gekregen, maar niet een die aansloot bij de klacht. Het is mij echter niet vreemd dat er tussen burgers en de overheid met twee talen wordt gesproken. 

Ongelijke behandeling

De voorgenomen maatregel is niet alleen buitenwettelijk, maar ook discriminerend. Volgens artikel 1 van de Grondwet is discriminatie verboden. Naast de Grondwet zijn er wetten voor gelijke behandeling. Deze zorgen ervoor dat mensen geen ongelijke behandeling krijgen op basis van bepaalde kenmerken. In de praktijk wordt met deze noodgreep - alleen 60-plussers een vereenvoudigde WIA-beoordeling aanbieden - een andere grote groep benadeeld, zonder dat daar een gerechtvaardigde reden voor is. Dat het slechts om een tijdelijke maatregel gaat, maakt het onderscheid niet rechtvaardiger.