WIA-zelfstandige genekt door inkomenseis

Geschreven door: Dewi Deijle
Geplaatst op www.ojau.nl, 15 maart 2023

Zo nu en dan word ik door personen benaderd die aan mij vragen waar ze op moeten letten als zij een WIA-uitkering hebben en een onderneming willen starten. Het is goed dat ze zich vooraf willen informeren, maar ik constateer ook dat ze er bij het UWV vaak niet uitkomen en de medewerkers daar ook niet goed kunnen vertellen hoe het zit. Zo heeft een cliënt van mij dit helaas moeten ondervinden, waardoor hij achteraf werd geconfronteerd met een hoge terugvordering omdat een te hoog WIA-voorschot was toegekend.

Inkomenseis voor de WIA

Het UWV bekijkt achteraf wat iemand heeft verdiend en gaat dan uit van de belastbare winst uit onderneming. Als die nihil is, wat vaak voorkomt bij startende ondernemers vanwege belastingvoordelen en het feit dat in de eerste jaren nog geen hoge omzet wordt gegenereerd (nota bene zijn ze nog gedeeltelijk arbeidsongeschikt), dan blijft de WIA-uitkering over het te beoordelen jaar gelijk. Er is dan geen sprake van een teveel betaald voorschot. Echter, waar ook op gelet moet worden is de inkomenseis die voor een WGA-uitkeringsgerechtigde van toepassing is. Dus voor diegene die volledig maar niet duurzaam ongeschikt is. Na een bepaalde periode stopt de loongerelateerde uitkering (LGU). De duur hiervan wordt op dezelfde manier berekend als voor de WW. Wanneer die LGU stopt, staat in de toekenningsbeschikking over de WIA. Na die periode wordt bekeken of de WGA-gerechtigde een loonaanvullingsuitkering (LAU) of een lagere vervolguitkering (VVU) krijgt (soms wordt er een nieuwe medische/arbeidsdeskundige beoordeling verricht). De vervolguitkering is gebaseerd op het minimumloon. Welke uitkering de WGA-gerechtigde krijgt, is afhankelijk van diens inkomen: de WGA-gerechtigde moet minstens de helft verdienen van wat hij volgens de arbeidsdeskundige kan verdienen. Doet hij dat niet, dan krijgt de WGA-uitkeringsgerechtigde die lagere vervolguitkering.

Bij de beoordeling van het inkomen wordt rekening gehouden met de belastbare winst uit onderneming (vermeerderd met de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling).

Stel dat de arbeidsdeskundige voor heeft berekend dat een WIA-uitkeringsgerechtigde € 1.000 kan verdienen (dit staat dan vermeld in de bijlage van de WIA-toekenningsbeschikking), dan moet hij of zij dus minstens € 500 verdienen om niet in die lagere uitkeringssoort  terecht te komen. Dit betekent voor een ondernemer die een omzet van € 500 per maand heeft maar een negatieve belastbare winst uit onderneming (bijv. vanwege bijvoorbeeld hoge aftrekbare kosten die hij heeft gehad), niet aan de inkomenseis voldoet.

Let dus op: er wordt voor de beoordeling of aan de inkomenseis is voldaan niet uitgegaan van de omzet, maar van de belastbare winst uit onderneming. Wat vreemd is, want de omzet zegt veel meer over wat iemand ‘daadwerkelijk’ heeft verdiend.

UWV zegt het zo mooi dat het loont om te werken. Dit gaat dus, in vele opzichten, lang niet altijd op! Een WIA-gerechtigde voor wie het al lastig blijkt te zijn om aan een baan te komen en daarom als ondernemer toch probeert een inkomen te genereren, kan hiermee behoorlijk worden gestraft.

Op het verkeerde been gezet

In de zaak voor mijn cliënt heeft het UWV nooit op deugdelijke wijze geïnformeerd over deze inkomenseis die van belang is voor de beoordeling of een WIA-uitkeringsgerechtigde recht heeft op een LAU of VVU.

Mijn cliënt vulde op het wijzigingsformulier zijn geschatte 'inkomsten' in. Hij ging daarbij uit van de omzet omdat hij dacht dat UWV juist die gegevens nodig had. Omzet zegt iets over verdiensten. Op basis van een schatting van de omzet die mijn cliënt netjes had opgegeven, is zijn WIA-voorschot berekend. Nu blijkt dat hij eigenlijk een geschatte winst uit onderneming had moeten invullen. Dit wist hij niet en dat is hem ook nooit duidelijk gemaakt. Dan had hij aangegeven dat zijn winst nihil zou zijn, uitgaande van de geschatte omzet, aftrekposten en belastingvoordelen waar hij als starter recht op heeft. UWV had het voorschot dan kunnen berekenen op basis van het feit dat hij niet aan de inkomenseis zou voldoen.

In het bezwaarschrift heb ik namens mijn cliënt verwezen naar een uitspraak van 8 juni 2022 van de rechtbank Limburg, waar het UWV verder niet op in is gegaan. In deze vergelijkbare zaak acht de rechtbank het goed voorstelbaar dat de betrokkene om wie het in die zaak ging, door de gebrekkige vraagstelling op het wijzigingsformulier op het verkeerde been is gezet. UWV had zich dat moeten realiseren. Hoewel een toelichting op de schatting ontbrak heeft UWV daarna ook bij de vaststelling van de voorschotverstrekking geen uitleg gevraagd over die schatting. Het UWV had dus niet mogen overgaan tot het volledig terugvorderen van het teveel betaalde voorschot.

Waar het mijn cliënt om gaat, gezien de geschatte inkomsten die mijn cliënt had opgegeven, had UWV kunnen onderkennen dat hij mogelijk niet aan de inkomenseis zou voldoen, omdat zijn belastbare winst uit onderneming na eventuele aftrekposten en belastingvoordelen op nihil zou uitkomen. UWV had dus nooit een dergelijk voorschot van die hoogte moeten uitbetalen.

In het bezwaar ben ik ook nog uitgebreid ingegaan op de ‘menselijke maat’ waarmee het UWV pretendeert meer rekening te houden, maar ook daar is in de beslissing op bezwaar helemaal niets van terug te zien. De beslissing op bezwaar was eerder doorspekt met standaardteksten. Overigens wel de verkeerde, want er worden argumenten gegeven over iets wat in het bezwaarschrift verder niet is betwist.

De slager keurt zijn eigen vlees, zo zie ik het altijd bij arbeidsongeschiktheidszaken. Toepassing van de menselijke maat is in deze zaak ver te zoeken. Liever laat UWV het over aan de rechter. Helaas zal mijn cliënt de stap naar de rechter dan ook moeten nemen. Wordt vervolgd...

Eerdere zaak

In 2019 heb ik in een zaak de juridische belangen van een vrouw behartigd die een groot bedrag aan WIA-uitkering moest terugbetalen, omdat ze niet voldeed aan de inkomenseis. Helaas zijn het bezwaarschrift en het beroep bij de rechtbank ongegrond verklaard. In juni 2022 heeft de rechtbank Limburg in een vergelijkbare zaak het UWV wel op de vingers getikt. Natuurlijk is het heel erg casuïstisch allemaal maar het zou heel goed zijn als aan de burger meer helderheid en transparantie wordt geboden en verantwoordelijkheden die bij de instantie horen, bij de instantie neer te leggen, in plaats van bij de burger. Een utopie? Ik zou ernaar willen streven, maar helaas kan ik dat niet alleen.

Lees hier over de zaak » WGA en ondernemerschap - Werken loont niet altijd

CONTACT

Lees ook

De eindeloze WIA weg

Hulp bij ondernemen met een uitkering 

» Naar Blogartikelen